Begrotingsoverschot maakt verhoging kansspelbelasting bizar
27 maart 2019
Het begrotingsoverschot over 2018 was 11 miljard euro, zo meldde het CBS dinsdag 26 maart jongstleden. Een positief resultaat voor Nederland, maar ook een resultaat dat de tijdelijke verhoging van de kansspelbelasting in een bijzonder daglicht zet. “Voor het kloppend krijgen van het huishoudboekje van de Rijksoverheid was deze oneerlijke belastingverhoging dus niet nodig”, aldus Frits Huffnagel, voorzitter van VAN Kansspelen. Hij roept de politiek daarom op om de tijdelijke verhoging van de kansspelbelasting zo snel mogelijk terug te draaien.
Hogere kansspelbelasting niet nodig voor overheidsfinanciën
Uit cijfers van het CBS blijkt dat de geraamde opbrengst van de tijdelijke verhoging, 20 miljoen euro, niet noodzakelijk was voor het sluitend maken van de overheidsfinanciën. Dit bedrag valt in het niet bij het overschot op de Rijksbegroting. Frits Huffnagel riep tijdens de Algemene Ledenvergadering van VAN Kansspelen op 27 maart jongstleden staatssecretaris Snel dan ook op om de tijdelijke verhoging terug te draaien. Huffnagel zei over de termijn van het terugdraaien: “Het liefst zo snel mogelijk, maar uiterlijk per 1 januari 2020!”.
Tijdelijke belasting om politiek getreuzel
Door het uitblijven van goedkeuring van het wetsvoorstel Kansspelen op Afstand ontstond er in 2017 een gat op de Rijksbegroting. Het ministerie van Financiën dacht inkomsten uit online kansspelen te verkrijgen, terwijl de nieuwe wet uiteindelijk niet werd goedgekeurd. Daarop werd de kansspelbelasting voor legale landgebonden aanbieders tijdelijk verhoogd. Volgens de huidige plannen zal de tijdelijke verhoging pas op 1 januari 2021 worden teruggedraaid. Huffnagel: “Dat was al onredelijk én oneerlijk én blijkt nu dus ook helemaal niet nodig.”
Huffnagel vertelt hierover: “De huidige aanbieders betalen al twee jaar voor het getreuzel in de politiek en het voorbarige gedrag van de staatssecretaris van Financiën. Het is nu een natuurlijk moment om de verhoging terug te draaien. Zo ontstaat er bij aanbieders tevens de noodzakelijke financiële ruimte om te voldoen aan de nieuwe, strenge eisen.”